Kenmerken
|
Soort |
Veldkenmerken
aartjes en pluim |
Overige
veldkenmerken |
Tongetje
samengesteld uit fijne wimperharen (loep) |
Stengel
tot bovenaan bebladerd; blad tot enkel cm
breed; blad alleen aan de stengels |
Riet |
Stengel
vrijwel bladloos, alleen onderaan met
knopen; meestal dichte bladpollen
aanwezig |
Pijpestrootje |
Sterk
vertakte en meestal min of meer liggende
tot opgaande bloeistengels (lijkt wat op
straatgras) |
Straatliefdegras |
Tongetje
vliezig of afwezig, zeer variabel van
vorm |
Grassen
met opvallende veldkenmerken |
Planten
blauw-grijsgroen, bladen ingerold; groeit
vaak in dichte pollen |
Buntgras |
Bladen
en bladschede zacht behaard; onderaan
meestal met rode lengtestrepen |
Gestreepte witbol |
Aartjes
in kluwens aan het einde der aartakken,
pluim weinig vertakt, onderaan met 1 of 2
takken |
Kropaar |
Rietachtige
grassen met een accoladevormig tongetje,
d.w.z. tongetje plotseling in een punt
versmald |
Groot liesgras |
Bladen
zeer ruw en sterk geribd; tongetje lang
(5-ca. 10 mm); vrij hoge grassen met
grote pluimen (10 tot 40 cm lang) |
Ruwe smele |
Aartjes
eenbloemig; kafjes elkaar niet
dakpansgewijs bedekkend |
Aartjes
met lange haren tussen de kafjes; haren
steken iets naar buiten |
Bovenkant
blad kortbehaard; meestal op vochtige tot
natte plaatsen; blad 2-6 mm breed |
Hennegras |
Blad
ruw; meestal op droge plaatsen; blad 6-12
mm breed |
Duinriet |
Aartjes
zonder lange haren |
Aartjes
kleiner dan 3 mm |
Tongetje
langwerpig en planten met bovengrondse
uitlopers die meestal op de knopen
wortelen; pluim na bloei samengetrokken |
Fioringras |
Uitlopers
ontbreken of zijn zeer kort; tong tot 2
mm; pluim na bloei uitgespreid |
Gewoon struisgras |
Aartjes langer dan 5 mm |
Rietachtige
grassen, tongetje tot 6 mm lang en vaak
franjeachtig; blad 8-20 mm breed |
Rietgras |
Aartjes
meerbloemig; kafjes elkaar dakpansgewijs
bedekkend |
Onderste
pluimtakken 1 of 2 bijeen |
Kafjes
tamelijk breed |
Bladtop
bootvormig, blad vaak met rimpels, pluim
kort, eenjarige en vaak aan de voet
vertakte planten, laagblijvend tot 25
(40) cm |
Eenjarig straatgras |
Pluimen
zeer ijl en lang tot 5 dm; aartjes zeer
langwerpig tot 2,5 cm; blad gootvormig;
bladschede afgeplat |
Mannagras |
Kafjes
lancetvormig |
Blad
draaddun, ingerold |
Schapegras |
Stengelblad
vlak; onderste bladen smal, min of meer
samengevouwen |
Rood zwenkgras |
Stengelbladen,
in ieder geval de bladen van de
niet-bloeiende scheuten met stengel
omvattende oortjes; alle bladen min of
meer vlak |
Beemdlangbloem |
Meestal
3 of meer onderste pluimtakken |
Aartjes
afgeplat |
Tongetje
kort en stomp tot 2 mm lang, met witte
wortelstokken; halm onder de pluim glad |
Veldbeemdgras |
Tongetje
lang en spits tot 7 mm; halmgedeelte
onder de pluim min of meer ruw; met
bovengrondse uitlopers |
Ruw beemdgras |
Tongetje
zeer kort tot ca. 1 mm lang; pluim na de
bloei samengetrokken; blad meestal ca.
loodrecht op de stengel |
Schaduwgras |
Pluim
klein, stengel plat |
Plat beemdgras |