Toen het na langdurige
regenbuien eindelijk droog was besloot ik naar
het Kralingse Bos te gaan om te kijken of er nog
nieuwe paddestoelen waren bovengekomen. In het
bos was alles tropisch nat, zelfs de atmosfeer
was vochtig. Het bleek al gauw dat er veel
paddestoelen bijgekomen waren en anderzijds de
nodige exemplaren aan het afsterven waren. De Gladde
en Geschubde inktzwammen lieten
daarbij zwarte droppels langs hun onderranden
vloeien; andere soorten hadden hun schoonheid ook
verloren en waren vervallen tot een vieze
slijmerige massa. De champignons waren bijna
geheel verdwenen, had men deze soort wellicht
toch geplukt voor consumptie?
Links en rechts kijkend werd mijn aandacht
getrokken door een rottende boomstronk met, zoals
het uit de verte leek, kluiten zeer kleine
inktzwammen. Bij nader onderzoek bleek dat er
geen sprake was van inktvloeiing, al waren de
zwammen pikzwart. Er was zelfs geen enkele
aanwijzing die op verwelking duidde. Ineens
herinnerde ik mij dat er een illustratie
van deze soort zwam thuis in een boek stond.
Mocht ik werkelijk aan een knotszwam denken? De
diepzwarte kleur van een gaaf vruchtlichaam deed
zo apart aan, dat het stellig iets
bijzonders moest zijn. Het was voor de eerste
maal dat ik deze soort zag. Thuis gekomen werd de
vondst natuurlijk direct aan mijn vrouw getoond,
die ook verbaasd stond te kijken. Vlug in het
bewuste boek gekeken of het klopte dat hier
sprake was van een knotszwam. Illustratie en
tekst lieten geen twijfel bestaan, het betrof de
Houtknotszwam (Xylaria polymorpha). De
houtknotszwam behoort tot de Kernzwammen
(Pyrenomyceten). In tegenstelling tot andere
kleurige soortgenoten is hij geheel diepzwart.
Bij het doorsnijden waren de perithecien
(sporenurntjes) duidelijk te zien. Tegen het
binnenste witte vruchtvlees stak de ring van
urntjes heel mooi gitzwart af. Het onderste
gedeelte van de zwam deed kurkachtig, ja,
houtachtig aan als gold het een takje. Zoals de
naam reeds aangeeft (polymorpha) komt de
houtknotszwam in verschillende vormen voor,
zuiver als knotsje en ook wel gevingerd.
Beschamend was het, dat deze soort vrij algemeen
blijkt te zijn en geen zeldzaamheid, zoals ik
dacht. Gretig stemde ik dan ook met de schrijver
van bovengenoemd boek in, dat hij door zijn
donkere kleur haast niet opvalt.
De les is niettemin, dat het zaak is buiten
goed op te letten!
Hetzelfde gold
voor een tweede vondst nl. voor de Draadknotszwam
(Clavaria juncea). In het gedeelte van
het bos dat "het vleugelnotenbos" zou
kunnen heten was de bodem (ogenschijnlijk bedekt
met opgekomen graszaad. De evenwel vreemd
aandoende lichtgele kleur wilde ik eerst nog
verklaren door de zwaar beschaduwde bodem, het
vocht en de lage temperatuur van de laatste tijd.
Eenmaal gewend aan de duisternis onder het dichte
bladerendak zag ik dat er geen sprake was van
gras maar dat hier kleine zwammetjes stonden in
de geest van koraalzwammen, maar onvertakt van
opbouw. Het bleek de Draadknotszwam te zijn, die
ongeveer tot 10 cm. hoog kan worden en niet
dikker wordt dan een millimeter. Geen wonder dus
dat deze zwam op het eerste oog op een sprietje
lijkt. Hij groeit op vochtig, afgevallen blad en
kleine takjes.
Wat "even eruit" toch kan opleveren!
|