Kenmerken |
Soort |
Blad |
Bloem |
Overige
kenmerken |
Kleur |
Type |
Alle bladen in een rozet, soms
met enkele stengel- bladen of planten met boven-
grondse uitlopers + rozet |
Wit
+ geel |
Buis-
+ lint- bloemen |
Bloemsteel onvertakt en één
hoofdje per steel |
Witte lintbloemen lancetvormig;
buisbloemen geel; witte lintbloemen vaak wat
paarsachtig aangelopen; blad gekarteld |
Madeliefje |
Geel |
Alleen lint- bloemen |
Blad paarde- bloem- achtig |
Bloemsteel
buisachtig hol; blad kaal of nauwelijks behaard
met veel melksap |
Paardebloem |
Hoofdjes
gewoonlijk ca. 2 cm (soms 3-4 cm); bloemsteel en
hoofdje dun behaard |
Kleine
leeuwetand |
Hoofdjes
gewoonlijk ca. 3 cm; stengel en hoofdje opvallend
dicht behaard |
Ruige
leeuwetand |
Blad spatel- vormig tot
langwerpig gaafrandig ongedeeld en met boven-
grondse uitlopers in of na de bloei |
Blad
spatelvormig en dun behaard |
Muizeoor |
Bloemsteel niet of nauwelijks
(maar dan alleen bovenaan) vertakt met twee of
meer hoofdjes |
Stengel
spaarzaam behaard; blad grijsgroen; vaak met
donkere puntjes op het blad |
Grijshavikskruid |
Stengel
met lange, afstaande en vrij dichte beharing;
blad grasgroen |
Weidehavikskruid |
Oranje |
Stengel
met lange, afstaande beharing; bloem verkleurt
naar purper tijdens de bloei |
Oranje
havikskruid |
Geel |
Bloemstelen met schubjes
duidelijk vertakt; blad paardebloem- achtig |
Bladen meestal kaal tot dun
behaard (zelden dicht behaard); bladtop spits en
vaak langwerpig |
Vertakte
leeuwetand |
Bladen duidelijk behaard;
bladtop rond en kort |
Gewoon
biggekruid |