Volgnr.
|
Vraag |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolgtabel |
21 |
a |
Er
is een lange bladsteel, die op de top 3-5
blaadjes draagt, die zelf weer in ca 2 mm brede
slippen zijn verdeeld |
14 |
Ranunculus
arvénsis L.
Akkerboterbloem
en
Delphinium Consólida
L. Wilde ridderspoor |
|
b |
De
blaadjes zijn groepsgewijs langs de hoofdnerf
geplaatst, indien ze de
indruk maken van op de top van de bladsteel te
zijn geplaatst, dan zijn ze breed
en onregelmatig ingesneden |
22 |
|
|
22 |
a |
Er
zijn slechts 3 ongeveer even grote blaadjes |
23 |
|
|
b |
Er
zijn meer dan 3 blaadjes of het topblaadje is
veel groter dan de andere |
24 |
|
|
23 |
a |
De
stengel kruipt en ontwikkelt in zijn knopen
wortels en bladeren, zeer
verspreid op vochtige grond |
|
Ranúnculus
répens L. Kruipende
boterbloem |
|
b |
De
bladeren zijn wortelstandig, de zich later
ontwikkelende stengel staat rechtop; op
kalkhoudende grond: Z.-Limburg, langs
de grote rivieren, jonge
zeeklei |
|
Ranúnculus
sárdous Crantz,
Behaarde boterbloem |
|
24 |
a |
De
blaadjes geuren bij wrijving sterk en zijn weer
tot over de helft van de zijnerven ingesneden
(gedeeld); de onderkant is grijs behaard; aan de
voet van de bladsteel meest enkele kleinere
slippen; overblijvende plant, soms langs
akkerranden
Zie ook: Tanacétum vulgáre L.
Boerenwormkruid; zandige akkerranden |
|
Artemisia
vulgáris L.
Bijvoet |
|
b |
Niet
al deze kenmerken tegelijk |
25 |
|
|
25 |
a |
Tussen
elk paar grote blaadjes staan een paar kleine
slippen, de rand scherp en diep gezaagd; kan
overal worden aangetroffen |
|
Potentílla
Anserína L. Zilverschoon |
|
b |
Niet
deze combinatie van kenmerken |
26 |
|
|
26 |
a |
In
hoofdvorm zijn de bladeren breed driehoekig,
doordat de onderste blaadjes langer gesteeld zijn
dan de meer naar boven geplaatste |
27 |
|
|
b |
De
bladeren zijn elliptisch of smal driehoekig,
doordat de onderste blaadjes evenmin als de meer
naar boven geplaatste gesteeld zijn; ten hoogste
zijn ze iets forser ontwikkeld |
28 |
|
|
27 |
a |
De
blaadjes zijn gezaagd met iets grovere en iets
fijnere zaagtanden; de onderste blaadjes zijn
vaak scheef door een zijwaartse insnijding.
In totaal zijn er meest 5-7 blaadjes;
overblijvend wortelonkruid meest op
beschaduwde plaatsen in tuinen |
|
Aegopódium Podagrária
L.
Zevenblad |
|
b |
De
blaadjes zijn, vooral die aan het basale deel van
het blad, weer samengesteld. Ze zijn van boven
dof, van onderen glimmend; kan overal worden
aangetroffen |
|
Aethúsa
Cynápium L.
Hondspeterselie |
|
28 |
a |
Het
topblaadje is duidelijk groter en veelal ook
anders van vorm dan de zijblaadjes |
29 |
|
|
b |
Alle
blaadjes nagenoeg even groot, al is het
topblaadje soms minder ingesneden dan de andere |
32 |
|
|
29 |
a |
Er
is een zeer groot topblaadje en slechts 2 kleine
zijblaadjes; het geheel is flauw
behaard; kan overal worden aangetroffen |
|
Sinápis
arvénsis L.
Herik |
|
|
b |
Er
zijn meer dan 2 zijblaadjes of het geheel is
dicht, soms stug behaard |
30 |
|
|
30 |
a |
De
zijblaadjes zijn aan hun voet geheel met de
hoofdnerf vergroeid; kan overal worden
aangetroffen |
|
Lapsána
commúnis L. Akkerkool |
|
|
b |
De
zijblaadjes zijn slechts gedeeltelijk aan hun
voet met de hoofdnerf vergroeid |
31 |
|
|
31 |
a |
De
beharing is stug en hard, de haren duidelijk
kegelvormig (loupe); kan
overal worden aangetroffen |
|
Ráphanus
Raphánistrum L.
Knopherik |
|
|
b |
De
beharing is niet stug en hard; onkruid van
onbebouwde plaatsen |
|
Sisýmbrium
officinále Scop.
Raket |
|
32 |
a |
De
blaadjes zijn aan de naar de top gerichte zijde
duidelijk meer ingesneden dan de zijde, die naar
de basis is gekeerd; meest sterk in rozet
liggende bladeren; op vochtige kleigrond |
|
Corónopus
squamátus Aschrs.
Varkenskers |
|
b |
De
insnijdingen zijn aan beide zijden van de
blaadjes nagenoeg even sterk |
33 |
|
|
33 |
a |
Blaadjes
aan de rand gewimperd, eivormig, vooral naar de
top van het blad dicht opeen geplaatst; gaarne op
zandige akkers |
|
Eródium
cicutárium L'Herit,
Reigersbek |
|
b |
Blaadjes
kaal, vooral met duidelijke tussenruimten,
langwerpig, kan hier en daar op akkers worden
aangetroffen |
|
Roríppa
silvéstris Besser,
Akkerkers |
|