Volgnr.
|
Vraag |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolgtabel |
1 |
a |
Alle
bladeren, dus ook de volgroeide, smal en dik, wat
vlezig en van nature min of meer gesloten of
gootvormig;
het tevoorschijn komende blad is moeilijk of niet
vlak te krijgen |
2 |
|
|
b |
De
volgroeide bladeren zijn, hoewel soms smal, niet
van nature min of meer gesloten.
Het tevoorschijn komende blad is, soms na enig
prepareren, geheel vlak te krijgen |
3 |
|
|
2 |
a |
Volgroeide
bladeren met een middengootje, waarin een fijne,
netvormige tekening (loupe).
Bladeren in 3 richtingen staand.
Kleine polletjes met witte wortels, zonder
uitlopers, gaarne
op vochtige, lichte grond |
|
Juncus
bufónius L.
Greppelrus |
|
b |
Volgroeide
bladeren grotendeels dichtgerold met duidelijke
ribben in de lengterichting(dwarscoupe).
Bladeren in 2 richtingen staand.
Bruine wortels, ondergrondse uitlopers, kan op
allerlei akkers worden aangetroffen |
|
Festuca
rubra L. Rood zwenkgras |
|
3 |
a |
Zeer
kleine grassen (volgroeide bladeren niet langer
dan ca 3 cm), die
reeds bloeien en dan pas in het oog vallen;
hierdoor kan de wijze van tevoorschijn komen van
het jonge blad niet goed worden beoordeeld
Forsere grassen, die reeds in bloei staan en
waarvan ook alle bladeren ontplooid zijn, moeten
met een gewone flora worden bepaald |
4 |
|
|
b |
Het
jonge blad komt gerold of gevouwen te voorschijn |
9 |
|
|
4 |
a |
De
plant is donkerrood gekleurd en ligt plat op de
grond, in hakvruchtakkers op arme, zure zandgrond
Bloeiwijze: 2-4 vingervormige, uitstaande aartjes
van ca 2 cm, bruin tot leikleurig |
|
Digitária
Ischaémum Muhlenb.
Glad vingergras |
|
b |
De
plant is anders |
5 |
|
|
5 |
a |
Aan
de bladbasis (oortjes) staan enkele duidelijke
wimpers, die, zo het blad ook op andere plaatsen
behaard is, toch opvallen door hun grootte of
dichtheid;
de bladeren geuren bij indrogen naar cumarine, op
arme zandige akkers (b.v. winterroggeakkers)
Bloeiwijze: een groene, alzijdig met aartjes
bezette schijnaar van 2-4 cm lengte |
|
Anthoxánthum
aristátum Boiss. Slofhak |
|
b |
De
plant is geheel kaal of niet opvallend aan de
bladbasis (oortjes) bewimperd |
6 |
|
|
6 |
a |
De
plant is behaard op het blad en de bladschede
De hier bedoelde, arme vormen hebben als
gedegenereerde bloeiwijze een uit een of enkele
aartjes van I cm gevormde pluim, op droge en
arme plaatsen |
|
Brómus
móllis L. Zachte dravik |
|
b |
De
plant is kaal |
7 |
|
|
7 |
a |
Het
tongetje is relatief zeer lang en spitst het
heeft de vorm van een driehoekje.
De plant is slank en staat gewoonlijk rechtop |
8 |
|
|
b |
Het
tongetje is wellang maar niet spits; het loopt
meer boogvormig af.
De plant is meest gedrongen en min of meer
liggend, op allerlei plaatsen.
Bloeiwijze: een pluim met groenachtige,
ongenaalde pakjes(loupe) |
|
Póa
ánnua L. Straatgras |
|
8 |
a |
Bladeren
minder dan 1 mm breedt bloeiwijze,
samengetrokken, op vaste zandige grond
Bloeiwijze: een kleine, tot 1 1/2 cm lange,
samengetrokken pluim met genaaIde bloempakjes
(loupe) |
|
Aira
praécox L. Vroeghaver |
|
b |
Bladeren
1-3 mm breed, bloeiwijze uitstaand, op vaste,
zandige grond
Bloeiwijze: een meer dan 2 cm lange, uitstaande
pluim met genaalde bloempakjes |
|
Aira
caryophyllea L.
Zilverhaver |
|
9 |
a |
Het
jonge blad komt gevouwen te voorschijn
De dwarse doorsnede is een V-vormige figuur. De
reeds volgroeide bladeren vertonen precies in het
midden een smal, verzonken lengtelijntje, dat
zich donker aftekent. Dit lijntje is speciaal
naar de top duidelijk en is ook in geribde
bladeren bij opvallend licht duidelijk met het
blote oog waarneembaar |
10 |
|
|
b |
Het
jonge blad komt gerold te voorschijn
Dwarsdoorsnede een spiraal. Geen lengtegroefje,
soms wel een vlak baantje, dat speciaal naar de
basis duidelijk is en zich voor het blote oog
licht aftekent |
15 |
|
|
10 |
a |
Bladeren
voorzien van duidelijke ribben |
11 |
|
|
b |
Bladeren
zonder ribben |
12 |
|
|