Volgnr.
|
Vraag |
Ga naar |
Volgnr. |
Taxon |
Vervolgtabel |
11 |
a |
Top
van de blaadjes niet spits, deze zelf niet meer
dan 1/2 cm lang |
|
Ornithopus
perpusillus L. Vogelpootje |
|
b |
Top
van de blaadjes spits, deze zelf ongeveer 1 cm
lang; gekweekt en verwilderd |
|
Orníthopus
satívus Brot.
Serradelle |
|
12 |
a |
Het
gehele blad is, door voortgezette verdeling van
de blaadjes, samengesteld uit tot ten hoogste 2
mm brede slippen |
13 |
|
|
b |
De
blaadjes zijn niet zelf weer één of enkele
malen in slippen verdeeld of zo dit wel het geval
is, dan zijn de slippen breder dan 2 mm |
21 |
|
|
13 |
a |
Alle
slippen van de 1ste orde (n.l. 3-5) zijn te
beschouwen als te zijn geplaatst op de top van de
bladsteel, waarbij de middenslip steelachtig
versmald kan zijn. Deze slippen van de 1ste orde
gaan weer over in slippen van de 2e (en 3e) orde |
14 |
|
|
b |
De
slippen van de 1ste orde zijn duidelijk (gesteeld
of niet) langs de bladsteel ( = hoofdnerf)
geplaatst |
15 |
|
|
14 |
a |
De
bladsteel is rond met diepe, smalle groef; meer
speciaal in gerst- en tarweakkers |
|
Ranúnculus
arvénsis L.
Akkerboterbloem |
|
b |
De
bladsteelcoupe is breed V -vormig; op rivierklei
en in Z.-Limburg
Zie ook Geránium disséctum L. Slipbladige
ooievaarsbek |
|
Delphínium
Consólida L.
Wilde ridderspoor |
|
15 |
a |
De
blaadjes worden naar de basis van het blad
kleiner en eenvoudiger van bouw; de onderste zijn
vaak niet meer dan enkelvoudige slipjes |
16 |
|
|
b |
De
onderste blaadjes zijn ten hoogste iets kleiner
dan de andere, maar niet eenvoudiger van bouw of
in enkelvoudige slippen overgaand. Ze laten een
duidelijke bladsteel vrij |
18 |
|
|
16 |
a |
De
slippen zijn draadvormig en vrijwel rolrond, meer
dan 5 maal zo lang als breed; meer speciaal in
roggeakkers |
|
Matricária
Chamomílla L.
Echte kamille |
|
b |
De
slippen zijn afgeplat en tot 5 maal zo lang als
breed
Bij Anthemis Cótula L. Stinkende
kamille zijn er ook
afgeplatte slippen, maar vele daarvan zijn
meer dan 5 maal zo lang als breed. Bovendien
riekt deze plant, ook zonder wrijving,
onaangenaam, in tegenstelling tot Matricária
Chamomílla; gaarne op klei |
17 |
|
|
17 |
a |
De
slippen zijn zeer dicht geplaatst. Er zijn, met
inbegrip van de basale, enkelvoudige slippen aan
elke zijde van de hoofdnerf 20 of meer étages
(de jb hebben er minder); vooral aan akkerranden |
|
Achilléa
Millefólium L.
Duizendblad |
|
b |
De
slippen zijn niet dicht geplaatst. Er zijn aan
elke zijde van de hoofdnerf minder dan 15
étages; meer speciaal in roggeakkers
De bloemen van deze soort lijken zeer veel op die
van Matricária Chamomílla |
|
Anthemis
arvénsis L.
Valse kamille |
|
18 |
a |
De
jonge planten hebben een wortelrozet (bij het
doorschieten nog talrijke -verdorrende
-grondbladeren). Eventuele stengels niet
sappig en op doorsnede niet ongeveer 5-hoekig |
19 |
|
|
b |
Alle
bladeren, ook van de jonge planten, aan stengels
bevestigd; deze laatste sappig en op doorsnede
5-hoekig |
|
Fumária
officinális L.
Duivenkervel |
|
19 |
a |
In
de oksels van de zijnerven ook slippen; bladeren
nagenoeg kaal; hier en daar, meest op klei
gekweekd en verwilderd; ook wild |
|
Cárum
Cárvi L.
Karwij |
|
b |
In
de oksels van de zijnerven geen slippen |
20 |
|
|
20 |
a |
Bladsteel
en hoofdnerf duidelijk behaard; bc hoekig, breed
V- vormig; hier en daar- meest op klei, gekweekt
en verwilderd; ook wild |
|
Daucus
Caróta L.
Peen |
|
b |
Bladsteel
en hoofdnerf praktisch kaal, bc rond of ovaal,
met smalle en diepe inzinking; in hakvruchtakkers
op zware kleigrond |
|
Scándix
Pécten -Véneris L.
Naaldenkervel |
|